Afwijkende mondgewoonten
Wat zijn afwijkende mondgewoonten?
Onder afwijkende mondgewoonten worden die gewoonten verstaan die negatieve gevolgen hebben voor de gebitsstand, het spreken en het gehoor. De vorm van de mond en de stand van de tanden en kiezen worden voor een groot deel bepaald door de functie van de spieren in en om de mond. Afwijkende mondgewoonten kunnen het evenwicht tussen die spieren onderling verstoren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan foutieve slikgewoonten, mondademen, duimen, vingerzuigen, lispelen of slissen. Als bepaalde spieren of spiergroepen in en om de mond niet goed functioneren, heeft dit vrijwel altijd een direct gevolg voor de vorm en de ontwikkeling van het gebit en/of de kaken. Vaak is er dan ook sprake van een articulatiestoornis; addentaal (met de tong tegen de tanden) of interdentaal (met de tong tussen de tanden) spreken.
Mondademen
De meeste mensen ademen door hun neus, tenzij de neusdoorgang onvoldoende is. Er zijn verschillende factoren die de neusdoorgang kunnen vernauwen. Verkoudheden en allergieën zijn hier voorbeelden van. Er wordt dan tijdelijk meer door de mond geademd. Als dit mondademen blijft bestaan terwijl de neus weer doorgankelijk is, wordt de neus nauwelijks meer gebruikt en kunnen de mondspieren verslappen. Bij mondademen zie je vaak dat door het wegvallen van de druk van de lippen op de tanden, de voortanden naar voren gaan staan. Tevens komt een smal verhemelte voor doordat de natuurlijke druk van de tong op het gehemelte niet plaatsvindt. Ook komt in meer of mindere mate kwijlen voor.Mondademen heeft ook andere gevolgen. De functie van de neus is onder andere het bevochtigen, verwarmen en reinigen van de ingeademde lucht. Bij mondademen vervalt deze gunstige eigenschap. Daardoor hoeft er veel minder geslikt te worden. Dit heeft tot gevolg dat de buis van Eustachius, die de neusholte met het oor verbindt, te weinig wordt gereinigd. De kans op oorontstekingen neemt hierdoor toe. Terugkerende infecties in de keel, infecties van amandelen of (frequent) terugkerende middenoorontstekingen zijn gevolgen van het mondademen.
Afwijkende slikpatronen
Een afwijkende functie van de tong heeft grote gevolgen voor het vermalen van het voedsel, het vormen van een goede voedselbrok en het slikken. Een gevolg van openmondgedrag is dat de tong laag onder in de mond ligt. De tong wordt dan tussen de tanden geperst bij het slikken; tongpersen. Doordat de tong tijdens dit afwijkend slikken telkens tegen de tanden duwt, heeft dit vrijwel altijd gevolgen voor de stand van de tanden of kiezen en de vorm van de kaak. Op de plaats waar de tong naar buiten komt, komt een open beet; de tanden raken elkaar niet. Overigens komt afwijkend slikken ook voor als er gewoon door de neus geademd wordt.
Slissen/lispelen
De tong kan niet alleen bij het slikken, maar ook bij het spreken tussen de tanden komen. Slissen of lispelen is dan het gevolg. Bij lispelen wordt de tong geheel of gedeeltelijk tussen de voortanden geperst; hier vallen de voortanden vaak niet over elkaar heen. Bij slissen ontstaan de klanken aan de zijkant in de mond (bij de kleine kiezen); hier zien we vaak een zijdelingse open beet. Het spreken wordt er onduidelijk van. Zie voor meer informatie over slissen/lispelen: fonetische articulatiestoornissen.
Zuigen of bijten
Een andere afwijkende mondgewoonte is het duimzuigen. Het zuigen op een duim, vinger of speen is normaal bij baby’s en peuters, omdat zij nog een grote zuigbehoefte hebben of omdat het veiligheid biedt. Het is algemeen bekend dat te vaak of te intensief duim- of vingerzuigen (ook bij volwassenen!) leidt tot een afwijkende stand van tanden en/of kaken. Dat geldt ook voor tong- en lipzuigen, een te lang of te intensief gesabbel op een speen of te langdurig drinken uit een fles, tuitbeker of anti-lekbeker.Bijtgewoonten (bijv. vinger-, nagel- of lipbijten, of klemmen, knarsen e.d.) kunnen schadelijke invloed hebben op het kaakgewricht, waardoor spieren overbelast worden. Andere spiergroepen in de mond zullen daar ook nadelige gevolgen van kunnen ondervinden.
Onder afwijkende mondgewoonten worden die gewoonten verstaan die negatieve gevolgen hebben voor de gebitsstand, het spreken en het gehoor. De vorm van de mond en de stand van de tanden en kiezen worden voor een groot deel bepaald door de functie van de spieren in en om de mond. Afwijkende mondgewoonten kunnen het evenwicht tussen die spieren onderling verstoren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan foutieve slikgewoonten, mondademen, duimen, vingerzuigen, lispelen of slissen. Als bepaalde spieren of spiergroepen in en om de mond niet goed functioneren, heeft dit vrijwel altijd een direct gevolg voor de vorm en de ontwikkeling van het gebit en/of de kaken. Vaak is er dan ook sprake van een articulatiestoornis; addentaal (met de tong tegen de tanden) of interdentaal (met de tong tussen de tanden) spreken.
Mondademen
De meeste mensen ademen door hun neus, tenzij de neusdoorgang onvoldoende is. Er zijn verschillende factoren die de neusdoorgang kunnen vernauwen. Verkoudheden en allergieën zijn hier voorbeelden van. Er wordt dan tijdelijk meer door de mond geademd. Als dit mondademen blijft bestaan terwijl de neus weer doorgankelijk is, wordt de neus nauwelijks meer gebruikt en kunnen de mondspieren verslappen. Bij mondademen zie je vaak dat door het wegvallen van de druk van de lippen op de tanden, de voortanden naar voren gaan staan. Tevens komt een smal verhemelte voor doordat de natuurlijke druk van de tong op het gehemelte niet plaatsvindt. Ook komt in meer of mindere mate kwijlen voor.Mondademen heeft ook andere gevolgen. De functie van de neus is onder andere het bevochtigen, verwarmen en reinigen van de ingeademde lucht. Bij mondademen vervalt deze gunstige eigenschap. Daardoor hoeft er veel minder geslikt te worden. Dit heeft tot gevolg dat de buis van Eustachius, die de neusholte met het oor verbindt, te weinig wordt gereinigd. De kans op oorontstekingen neemt hierdoor toe. Terugkerende infecties in de keel, infecties van amandelen of (frequent) terugkerende middenoorontstekingen zijn gevolgen van het mondademen.
Afwijkende slikpatronen
Een afwijkende functie van de tong heeft grote gevolgen voor het vermalen van het voedsel, het vormen van een goede voedselbrok en het slikken. Een gevolg van openmondgedrag is dat de tong laag onder in de mond ligt. De tong wordt dan tussen de tanden geperst bij het slikken; tongpersen. Doordat de tong tijdens dit afwijkend slikken telkens tegen de tanden duwt, heeft dit vrijwel altijd gevolgen voor de stand van de tanden of kiezen en de vorm van de kaak. Op de plaats waar de tong naar buiten komt, komt een open beet; de tanden raken elkaar niet. Overigens komt afwijkend slikken ook voor als er gewoon door de neus geademd wordt.
Slissen/lispelen
De tong kan niet alleen bij het slikken, maar ook bij het spreken tussen de tanden komen. Slissen of lispelen is dan het gevolg. Bij lispelen wordt de tong geheel of gedeeltelijk tussen de voortanden geperst; hier vallen de voortanden vaak niet over elkaar heen. Bij slissen ontstaan de klanken aan de zijkant in de mond (bij de kleine kiezen); hier zien we vaak een zijdelingse open beet. Het spreken wordt er onduidelijk van. Zie voor meer informatie over slissen/lispelen: fonetische articulatiestoornissen.
Zuigen of bijten
Een andere afwijkende mondgewoonte is het duimzuigen. Het zuigen op een duim, vinger of speen is normaal bij baby’s en peuters, omdat zij nog een grote zuigbehoefte hebben of omdat het veiligheid biedt. Het is algemeen bekend dat te vaak of te intensief duim- of vingerzuigen (ook bij volwassenen!) leidt tot een afwijkende stand van tanden en/of kaken. Dat geldt ook voor tong- en lipzuigen, een te lang of te intensief gesabbel op een speen of te langdurig drinken uit een fles, tuitbeker of anti-lekbeker.Bijtgewoonten (bijv. vinger-, nagel- of lipbijten, of klemmen, knarsen e.d.) kunnen schadelijke invloed hebben op het kaakgewricht, waardoor spieren overbelast worden. Andere spiergroepen in de mond zullen daar ook nadelige gevolgen van kunnen ondervinden.
Wat doet de logopedist?
Afwijkend mondgedrag kan veel tandheelkundige, orthodontische en logopedische afwijkingen veroorzaken. Het vroegtijdig herkennen en afleren van dit afwijkend mondgedrag kan veel problemen voorkomen. De logopedist kan adviseren of en wanneer behandeling nodig is en welke therapie het meest effectief is.Mondademen moet bij kinderen zo vroeg mogelijk worden gestopt, omdat dit terugkerende verkoudheden en oorontstekingen kan voorkomen. De behandeling zal vooral gericht zijn op lipsluiting. Er worden oefeningen gegeven die de spieren van de tong en lippen versterken; andere oefeningen bevorderen het ademen door de neus. Het afwijkend slikken hoeft pas na de wisseling van de voortanden aangepakt te worden. Soms is het wenselijk het duimzuigen vóór de wisseling van de voortanden af te wennen, omdat dit een nadelige invloed heeft op de gebitsontwikkeling.OMFTOro-myofunctionele therapie (OMFT) is een oefentherapie die gericht is op het herstellen van een verstoord evenwicht in het functioneren van de spieren in en om de mond. De therapie pakt daarmee de oorzaak aan van één of meerdere problemen (mondademen, vingerzuigen, etc.) en niet alleen de gevolgen van het verkeerde evenwicht tussen de spieren.De oro-myofunctionele therapie heeft als doel het aanleren van een alveolaire slik (de gewenste slik, waarbij de tongpunt op de alveolaire richel van het harde verhemelte geplaatst wordt), het corrigeren van de tongpositie in rust en het verbeteren van de alveolaire articulatie (de uitspraak van de t, d, l, n, r, s en z wordt verbeterd, het zogenoemde slissen en lispelen kan daarmee aangepakt worden).De logopedist zal bij de start van de behandeling met behulp van meetinstrumenten een aantal waarden van spiersterkte en spierkracht meten om de behandeling in kaart te brengen. Vervolgens kan in zo’n tien tot vijftien behandelingen van een half uur, door middel van spieroefeningen en/of het gebruik van een zachte mondtrainer, bereikt worden dat een kind zich in plaats van een mondademhaling een neusademhaling eigen maakt, dat verticale (boventanden komen een stuk voor de ondertanden) en sagittale (boventanden en ondertanden raken elkaar niet) overbeten worden verminderd. Vervolgens is het noodzakelijk het aangeleerde gedrag te automatiseren.Bij de OMFT-behandeling wordt vaak gebruik gemaakt van een zachte mondtrainer die kinderen, afhankelijk van leeftijd, ’s nachts moeten dragen en die hen bewust maakt van een goede lipsluiting, neusademhaling, tongpositie en juist slikgedrag. Voor elke leeftijdsfase is er een geschikte trainer verkrijgbaar. Patiënten die baat hebben bij zo’n mondtrainer, constateren na 3 maanden therapie verbetering met betrekking tot de lipspanning, de tongpositie en de mondhouding. In sommige gevallen, bij vroegtijdig gebruik van een trainer, kan een verdere logopedische en/of orthodontische behandeling overbodig zijn.Bij Logopediepraktijk Snoeren en De Kruif meerdere logopedisten geregistreerd en gecertificeerd voor de behandeling door middel van OMFT.
Afwijkend mondgedrag kan veel tandheelkundige, orthodontische en logopedische afwijkingen veroorzaken. Het vroegtijdig herkennen en afleren van dit afwijkend mondgedrag kan veel problemen voorkomen. De logopedist kan adviseren of en wanneer behandeling nodig is en welke therapie het meest effectief is.Mondademen moet bij kinderen zo vroeg mogelijk worden gestopt, omdat dit terugkerende verkoudheden en oorontstekingen kan voorkomen. De behandeling zal vooral gericht zijn op lipsluiting. Er worden oefeningen gegeven die de spieren van de tong en lippen versterken; andere oefeningen bevorderen het ademen door de neus. Het afwijkend slikken hoeft pas na de wisseling van de voortanden aangepakt te worden. Soms is het wenselijk het duimzuigen vóór de wisseling van de voortanden af te wennen, omdat dit een nadelige invloed heeft op de gebitsontwikkeling.OMFTOro-myofunctionele therapie (OMFT) is een oefentherapie die gericht is op het herstellen van een verstoord evenwicht in het functioneren van de spieren in en om de mond. De therapie pakt daarmee de oorzaak aan van één of meerdere problemen (mondademen, vingerzuigen, etc.) en niet alleen de gevolgen van het verkeerde evenwicht tussen de spieren.De oro-myofunctionele therapie heeft als doel het aanleren van een alveolaire slik (de gewenste slik, waarbij de tongpunt op de alveolaire richel van het harde verhemelte geplaatst wordt), het corrigeren van de tongpositie in rust en het verbeteren van de alveolaire articulatie (de uitspraak van de t, d, l, n, r, s en z wordt verbeterd, het zogenoemde slissen en lispelen kan daarmee aangepakt worden).De logopedist zal bij de start van de behandeling met behulp van meetinstrumenten een aantal waarden van spiersterkte en spierkracht meten om de behandeling in kaart te brengen. Vervolgens kan in zo’n tien tot vijftien behandelingen van een half uur, door middel van spieroefeningen en/of het gebruik van een zachte mondtrainer, bereikt worden dat een kind zich in plaats van een mondademhaling een neusademhaling eigen maakt, dat verticale (boventanden komen een stuk voor de ondertanden) en sagittale (boventanden en ondertanden raken elkaar niet) overbeten worden verminderd. Vervolgens is het noodzakelijk het aangeleerde gedrag te automatiseren.Bij de OMFT-behandeling wordt vaak gebruik gemaakt van een zachte mondtrainer die kinderen, afhankelijk van leeftijd, ’s nachts moeten dragen en die hen bewust maakt van een goede lipsluiting, neusademhaling, tongpositie en juist slikgedrag. Voor elke leeftijdsfase is er een geschikte trainer verkrijgbaar. Patiënten die baat hebben bij zo’n mondtrainer, constateren na 3 maanden therapie verbetering met betrekking tot de lipspanning, de tongpositie en de mondhouding. In sommige gevallen, bij vroegtijdig gebruik van een trainer, kan een verdere logopedische en/of orthodontische behandeling overbodig zijn.Bij Logopediepraktijk Snoeren en De Kruif meerdere logopedisten geregistreerd en gecertificeerd voor de behandeling door middel van OMFT.
Vergoeding?
Het onderzoek en de behandeling van afwijkende mondgewoonten worden vergoed door de ziektekostenverzekeraars, meestal na verwijzing door huisarts of medisch specialist.
Het onderzoek en de behandeling van afwijkende mondgewoonten worden vergoed door de ziektekostenverzekeraars, meestal na verwijzing door huisarts of medisch specialist.